Biologie hoofdstuk ‘gezondheid’ periode 4

Uitscheiding

Net zoals het ademhalingsstelsel, het hart en bloedvaten stelsel, spijsverteringsstelsel heb je ook het uitscheidingsstelsel. Uitscheiding betekent het verwijderen van giftige, overtollige en overbodige stoffen uit je bloed. De longen, nieren, lever en de huid zijn uitscheidingsorganen, deze organen geven onbruikbare of schadelijke stoffen af aan de buitenwereld.

Longen

In de longen bevinden zich ongeveer 1.600.000.000 longblaasjes. Longblaasjes zitten aan het uiteinde van de longtrechters van de luchtpijptakjes. In de longen vindt gaswisseling plaats. Door middel van ademhalen wordt zuurstof via de luchtpijp en bronchiën in de longen gebracht en worden de afvalstoffen uit de longen afgevoerd. Afvalstoffen die via de luchtwegen worden uitgescheiden, komen van de lichaamscellen. In lichaamscellen worden afvalstoffen die vrijkomen bij de verandering van brandstof in energie, afgegeven aan de bloedbaan. In de longen worden alleen de afvalstoffen uitgescheiden, die in de longblaasjes gasvormig kunnen worden.

Nieren

Bij het uitscheidingsstelsel denk je vast aan de nieren, de blaas en de urinewegen. Het doel van uitscheiden via de nieren is het verwijderen van afvalstoffen uit het lichaam. Door het uitscheiden van afvalstoffen helpen de nieren mee om de samenstelling van je bloed constant te houden. De afvalstoffen die je nieren uit het bloed verwijderen zijn onder andere afbraakproducten uit de lever zoals ureum, of afbraakproducten van alcohol en medicijnen. Ook een overschot aan stoffen in je bloed, zoals zouten en vitamines worden verwijderd en overbodige stoffen in je bloed zoals kleurstoffen in cola of bietjes. De twee nieren zijn de belangrijkste organen van het uitscheidingsstelsel. Ze liggen aan de rugzijde van het lichaam tussen de bovenrand van het bekken en de ribben. Een gezonde nier heeft de vorm van een boon die ongeveer 12 cm lang is en 160 gram weegt. Je nieren zijn opgebouwd uit ongeveer 1 miljoen hele kleine filtertjes, die worden nefronen genoemd, waarin de urine wordt aangemaakt. Elke nefron bestaat uit een sterk gekronkeld buisje met daaraan gekoppelde bloedvaten, het eerste deel van het nefron is de glomerulus, daarin wordt het bloed gefilterd. De urine verlaat de nieren via de urine leiders, daarna wordt het voor een tijdje opgeslagen in de blaas en daarna kan je urine je lichaam verlaten via de urinebuis. Aan de nieren zitten ook nog bijnieren, dat zijn klieren die stoffen uitscheiden die meteen in het bloed worden opgenomen.

Lever

Je lever is erg belangrijk en heeft een  belangrijke rol bij het constant houden van de samenstelling van het bloed. Bloed wordt via de leverslagader en de poortader aangevoerd. De leverslag ader brengt zuurstof naar de lever en het bloed uit de poortader vervoert verteerde voedingsstoffen vanuit de darmen naar de lever. De lever zorgt voor opslag, afbraak, opbouw en het omzetten van stoffen.

Opslag           

Als je een maaltijd hebt gegeten en er zit daarna veel glucose in het bloed, dan neemt de lever teveel aan glucose op. Alles wat je eet en drinkt wordt verteerd, wanneer koolhydraten (suikers en zetmeel) worden verteerd, ontstaat er glucose. Als er te weinig glucose in het bloed zit, dan geeft de lever glucose af. In rode bloedcellen zit hemoglobine en dat bevat ijzer. Dat ijzer wordt bij de afbraak van versleten rode bloedcellen opgeslagen in de lever.

Afbraak 

In de lever worden natuurlijk giftige stoffen zoals alcohol en medicijnen afgebroken of omgezet. De lever zorgt er dan weer voor dat de effecten van alcohol en medicijnen tijdelijk zijn, daarom is het heel erg belangrijk dat je je lever niet teveel aantast door bijvoorbeeld te veel alcohol drinken. Je blijft niet dronken en medicijnen raken ook ooit uitgewerkt. Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren. Aminozuren zijn erg belangrijk voor het lichaam, omdat het de bouwstoffen van alle eiwitten zijn, een eiwit kan wel uit honderden aminozuren bestaan. Als er teveel van die aminozuren in je bloed zitten, dan breekt je lever deze af. Door deze afbraak ontstaat er ureum, dat ureum wordt later door de nieren gescheiden. De lever breekt versleten rode bloedcellen af en het ijzer wordt opgeslagen en de rest van de hemoglobine wordt weer afgebroken tot een gele stof, die in de galblaas wordt opgeslagen. De gele stof wordt met de gal uitgescheiden en verlaat via de darmen je lichaam. Door die stof is je poep bruin.

Omzetten en opbouwen       

Van aminozuren worden weer nieuwe eiwitten gemaakt en glucose kan worden omgezet in vet. En van vet kan cholesterol gemaakt worden.

De huid

Opbouw De huid is het grootste orgaan van je lichaam. De totale oppervlakte van de huid is 1,65m² en op 1 cm² zitten 100 zweetklieren, 10 haren, 15 talgklieren, 3,5 meter zenuwen en honderden zintuiglijke organen. Je huid heeft vele functies zoals:

  • Het beschermen van het lichaam tegen invloeden van buitenaf.
  • Het in stand houden van de lichaamstemperatuur.
  • Het aanmaken van vitamine D met behulp van zonlicht.
  • Het opnemen van invloeden uit de buitenwereld via tast, kou, warmte en pijnzintuigen.
  • Het uitscheiden van afvalstoffen

De huid is in lagen opgedeeld: de opperhuid, de lederhuid en het onderhuids bindweefsel.

De bovenste laag van de huid is de opperhuid, deze laag bestaat uit de hoornlaag. De hoornlaag bestaat uit dode en verhoornde cellen en er schilferen steeds stukjes af. Onder de hoornlaag zit de kiemlaag, de kiemlaag is de onderste laag van de opperhuid, deze laag verzorgt de voeding en zuurstof van de cellen in de huid, omdat er geen bloedvaten zijn die zo dicht bij de opperhuid komen. Er zijn gewone cellen, maar je hebt ook pigment cellen, deze cellen geven je huid een kleur.

De middelste laag is de lederhuid zit tussen de opperhuid en het onderhuidweefsel. Het zit vol met kleine orgaantjes en je vind er zenuwen en zintuigjes.  Je kunt voelen wat je aanraakt door de tast en druk zintuigen. Er zitten ook temperatuur zintuigen, bloedvaten, haarzakjes met haren en spieren, talgklieren en zweetklieren. De talg uit de talgklieren houdt de haren en de huid soepel. De zweetklieren en bloedvaten zorgen voornamelijk voor de lichaamstemperatuur. En je zintuigen geven boodschappen over wat je voelt door aan de hersenen.

De allerlaatste laag is het onderhuis bindweefsel, deze laag heeft veel vetcellen en er zitten ook bloedvaatjes en zenuwen. Het onderhuids bindweefsel heeft een belangrijk functie als warmte-isolatie, stootkussen en als energieopslag.

Je hebt vast wel eens gehoord van die verschillende plekjes op je huid zoals een blaar, een wrat, een moedervlek, eelt, likdoorn of eksteroog of sproeten. Maar hoe komen ze nou terecht op je huid?

Dat gaat als volgt, eelt is een verdikking van de hoornlaaf en op sommige plekken slijt je huid heel snel, een voorbeeld hiervan is de onderkant van je voeten. Hoe sneller je huid slijt, hoe dikker de eeltlaag wordt. Bij likdoorn en eksteroog vormt het eelt een soort punt, ook deze verschijnselen zijn meestal op voeten te vinden.

Je kunt ook een plek hebben waar te weinig eelt zit en als je dat belast, laten de hoornlaag en de kiemlaag los van elkaar. Tussen de blaren ontstaat er vocht dat zich ophoopt en dat wordt een blaar.

Lichaamstemperatuur

De lichaamstemperatuur wordt geregeld door een soort thermostaat die zich in de hersenen bevindt, deze thermostaat wordt ook wel de hypothalamus genoemd. De hypothalamus is een belangrijk middelpunt van zenuwcellen en klieren in de hersenen. Het is een hersenklier die hormonen aanmaakt, die zorgen voor de toestand van de lichaamstemperatuur en de waterhouding in het lichaam. In de hypothalamus worden allerlei stoffen gescheiden en die zetten heel veel processen en werkingen in de gang om de temperatuur te doen oplopen. Mechanismen zijn één van de belangrijkste processen in de afremming van de bloeddoorstroming door de huid en de ledematen en het concentreren van de bloedstroom in weefsels, die heel erg diep in het lichaam zitten. Een goed voorbeeld van een werking is bijvoorbeeld, bibberen, klappertanden of rillen en hierdoor kan in een korte tijd de temperatuur van het lichaam verhogen. Je lichaamstemperatuur is ongeveer 37 graden Celsius. Je lichaam wordt warmer door inspanning, je hersenen sturen dan een seintje naar je huid. De bloedvaatjes in je huid worden dan wijder en door die bloedvaatjes stroomt meer bloed. Je huid wordt nu wat warmer en geeft extra warmte af aan de omgeving, door het afgeven koelt je lichaam af. Als je warmer wordt ga je zweten, je zweetklier maken dan zweet aan. Bij het verdampen van het zweet wordt de warmte van je huid ook gebruikt en daardoor koel je ook af. Als je het koud hebt, dan zijn je bloedvaatjes juist bekrompen en daardoor houdt je lichaam de warmte vast. De gevolgen hiervan zijn dat je kippenvel krijgt en je gaat rillen, tijdens dat rillen bewegen je spieren een beetje en ontstaat er toch wat extra warmte en het vet in je onderhuidse bindweefsel houdt ook warmte vast.

Bescherming

De huid kan verbranden als je te lang in de zon zit, maar het ligt aan de hoeveelheid straling van de zon, voelbare warmte van de zon laat je niet snel verbranden, maar door de ultraviolette straling wel. Uv stralen worden uitgestraald door de zon, het is een elektromagnetische straling, de uv straling is een energie die in een vorm van golven verplaatst. Je hebt verschillende soorten stralen, waaronder Uv-a, Uv-b en Uv-c. Uv-a zorgt voor allergie problemen, veroudering van de huid en meer kans op huidkanker. Uv-b zorgt ook voor de verbruining van de huid, verbranding van de huid en ook meer risico op huidkanker, maar het maakt ook weer vitamine d aan. Uv-c straling wordt door de ozonlaag geblokkeerd en heeft ondanks zijn kracht heeft het geen invloed op het leven op aarde. Als t Uv-c straling niet werd tegengehouden door de ozonlaag, dan zouden planten, dieren en mensen op aarde verbranden. De huid beschermt je tegen de UV-straling, in de kiemlaag van je huid zitten cellen die pigment maken. Dat pigment zorgt ervoor dat de UV-straling niet te diep je binnendringt. UV-stralen beschadigen huidcellen een beetje, daardoor verbrand je. Erg beschadigde cellen sterven af en daardoor gaat je huid vervellen. Onder invloed van UV-stralen maken de pigmentcellen pigment aan, dus hoe meer UV-straling op je huid terecht komt, hoe meer pigment er wordt aangemaakt. Teveel UV-straling kan huidkanker veroorzaken, doordat er cellen gaan ontstaan die in het kiemlaag zich extra gaan delen en een tumor gaan vormen. Het ligt ook aan je huidskleur, niet elke huid kan evenveel pigment maken. Mensen met rood haar en een bleke huid maken niet zo veel pigment aan en verbanden veel sneller dan mensen met een gekleurde huid en donker haar. Daarom is het belangrijk dat je tijdens het zonnen, zonnebrandcrème op hebt, zonnebrandcrèmes zijn in verschillende sterktes.

Ziekteverwekkers

Je huid beschermt je ook tegen vuil en ziekteverwekkers, als je een wondje hebt dan kan er wel vuil met bacteriën inkomen. Door sommige bacteriën kan je wel een ontsteking krijgen of een ziekte. Een wondje wordt heel snel dichtgemaakt door bloedstolling, daar zorgen de bloedplaatjes en allerlei stollingseiwitten in het bloedplasma voor en het belangrijkste stollingseiwit heeft fibrinogeen, op het ruwe randje van een wondje knappen de bloedplaatjes open en er komt een stof vrij die met fibrinogeen op gang brengt. Hierdoor ontstaat een netwerk van bloedcellen op de huid en dat droogt op en uiteindelijk heb je dan een korstje, onder dat korstje herstelt je huid en valt het korstje eraf.

De meeste ziekteverwekkers worden tegengehouden door de huid, maar soms dringen de ziekteverwekkers verder in je lichaam en dan heb je een infectie. Bacteriën komen overal op aarde voor en kunnen een ontsteking veroorzaken, maar niet alle bacteriën maken je ziek. De bacteriën die je wel ziek maken, scheiden giftige stoffen in je lichaam uit, waardoor je uiteindelijk ziek wordt.

Een griepje of koorts worden veroorzaakt door virussen, deze ziekteverwekkers dringen je lichaam binnen via je slijmvlies aan de binnenkant van je neus en mond, ze kunnen in je bloed komen en als de virussen gaan verspreiden dan word je ziek. Een infectie zoals griep of verkoudheid, wordt gemakkelijk doorgegeven door hoest of het genies van een persoon. Je besmet dan eigenlijk iemand met een virus en zo kan een epidemie ontstaan, bij een epidemie zijn er veel mensen tegelijk ziek. Denk maar eens aan de Mexicaanse griep.

De verdedigers van je lichaam zijn de witte bloedcellen, witte bloedcellen ontstaan net als andere bloedcellen in het binnenste van je botten, ook wel beenmerg genoemd. Ze ontwikkelen onder in lymfeknopen, lymfeknopen zitten in je hals en je lies. Je hebt verschillende soorten witte bloedcellen vreetcellen en antistoffen.

Vreetcellen komen in beweging als je een wondje hebt waar vuil met bacteriën naar binnen komt. Witte bloedcellen kunnen van vorm veranderen, ze kruipen uit de bloedvaten en eten de bacterie op, vandaar de naam ‘vreetcellen.’ Als ze klaar zijn met hun werkje, dan sterven ze uit. De huid rondom een ontstoken wondje is warm en rood, er komt dan pus of etter uit. Dat zijn de verteerde bacteriën, de dode witte bloedcellen en de resten van kapotte huidcellen.

Antistofcellen maken afweerstoffen, ook wel antistoffen genoemd. Een antistof werkt maar tegen één soort ziekteverwekker, bijvoorbeeld het griepvirus. Witte bloedcellen herkennen de ziekteverwekkers aan stoffen zoals eiwitten, die aan de buiten van hun cel zitten. Zulke stoffen heten antigenen. Voor elke soort bacterie of virus die voor het eerst je lichaam binnendringen, maken je witte bloedcellen antistoffen aan die precies passen op de antigenen van de ziekteverwekkers. De antistoffen maken zich vast aan de antigenen en zo zorgen ze ervoor dat de ziekteverwekker onschadelijk wordt gemaakt. Door de verschillende vorm van hun, werken de antistoffen tegen de griep niet tegen bijvoorbeeld een verkoudheid of waterpokken.

Immuniteit is een afwering systeem tegen een ziekte, zoals bijv. Een vaccinatie/inenting. Als je een infectieziekte hebt bijv. Pokken, dan maken de witte bloedcellen in je bloed afweerstoffen. Afweerstoffen zijn bestrijders van ziektekiemen, ze vernietigen de micro-organismen die de pokken heb veroorzaakt. Als de witte bloedcellen de ziekte hebben vernietigd ‘onthouden’ ze welke micro organismen ze hebben bestreden, zodat als het virus weer te voor schijn komt ze meteen goede afweerstoffen maken, dat onthouden komt door de geheugencellen. Mensen worden niet meer ziek dat wordt immuun genoemd. Een vaccin is een prik met verzwakte ziektekiemen die ze in je lichaam spuiten en het inenten van het vaccin noemen we vaccineren. Je bent als baby ingeënt tegen kinderziektes zoals de mazelen of rode hond. Tegen veel ziekteverwekkers blijf je zo je hele leven immuun.

Ziekten

Er zijn ook ziektes waarvan je niet kunt genezen. De meeste ziektes gaan gewoon over, doordat je lichaam de ziekteverwekkers bestrijdt en als die ziekteverwekkers dood zijn, dan ben je weer beter. Maar als je een chronische ziekte hebt, blijf je er je hele leven last van hebben. Zulke ziektes heten ‘chronische ziektes.’Een aantal voorbeelden van chronische ziektes, zijn suikerziekte, nierfalen en astma.

Suikerziekte is een stofwisselingsziekte en ook een chronische ziekte, het wordt ook wel diabetes genoemd. Je lichaam maakt niet genoeg van het hormoon insuline. Als je suikerziekte hebt kan je een verhoogde bloedsuikerspiegel hebben, dan heb je teveel glucose in je bloed. Na een maaltijd wordt er te weinig glucose door je nieren en spieren opgeslagen. Je lichaam heeft glucose nodig als brandstof, maar bij diabetespatiënten nemen de lichaamscellen de glucose niet of te weinig op. Door het overschot aan glucose, wordt dat overschot eruit geplast. Door het uitplassen van dat overschot, krijg je veel dorst en je wordt ook vaak moe en futloos, dat komt omdat je dan tekort aan brandstof hebt. Je bloedvaten kunnen beschadigen door het hoge gehalte aan glucose in het bloed, zo kunnen ze makkelijker dichtslibben met cholesterol. Als je diabetes/suikerziekte hebt, heb je meer kans op hart-vaat ziekten. Bij deze ziekte hoort er natuurlijk ook een dieet en een diëtiste bij, samen met een diëtist wordt geholpen aan het veranderen van het eetpatroon. Er zijn drie belangrijke dingen waarop je moet letten bij het eten en drinken.

  • Opletten op de hoeveelheid suiker en koolhydraten die je lichaam binnenkrijgt. Op een voedingslijst staan gegevens over de hoeveelheid koolhydraten per voedingsmiddelen.
  •  Kleinere porties eten op meerdere momenten, daardoor schommelt de bloedsuikerspiegel minder.
  • Niet teveel verzadigde vetten eten, zodat je niet te veel cholesterol in je bloed krijgt.

Als je nierfalen hebt, dan heb je slecht werkende nieren. Patiënten met nierfalen laten hun bloed een paar keer per week filteren door een nierdialyseapparaat. Zo’n nierdialyseapparaat  neemt de taak van je nieren over.  Het filtert de afvalstoffen uit je bloed en verwijdert ze uit je lichaam. Nierdialyse is een levensreddende en dus een noodzakelijke behandeling voor mensen van wie de nieren het niet of nauwelijks meer doen. Werken de nieren niet zoals ze moeten doen, dan vergiftigt het lichaam zichzelf en als dat gebeurt dan sterft er iemand. Nierdialyse wordt ingezet als de nieren zo slecht zijn dat ze nog maar 10 procent doen van wat ze zouden moeten doen. Er moet dan ‘gedialyseerd ‘worden of iemand moet een niertransplantatie ondergaan. Een niertransplantatie is erg moeilijke optie, want daarvoor moet je dus wachten op een nier en de wachttijd voor een nier in Nederland is bijna 5 jaar. De meeste mensen met een chronische nierziekte moeten daarom jarenlang aan de dialysemachine.

Astma is een chronische ziekte van de luchtwegen. In Nederland heeft ongeveer 1 op de 10 mensen een ziekte aan de luchtwegen en astma is één van de meest voorkomende chronische ziektes bij kinderen. Als je astma hebt dan heb je last van aanvallen van benauwdheid. Die benauwdheid wordt veroorzaakt, doordat de spiertjes in de wanden van de luchtpijp en bronchiën zich samentrekken. De ademhaling van een astmapatiënt gaat erg moeilijk, vaak met een piepend geluid. Astma-aanvallen ontstaan vaak doordat een astmapatiënt stoffen inademt die hij/zij niet aankan. Zoals bijvoorbeeld huisstof, sigarettenrook, haren van dieren of stuifmeel van planten.

Kanker– ons lichaam is opgebouwd uit miljarden cellen en je lichaam maakt er steeds meer nieuwe cellen aan. Op die manier kan het lichaam groeien en beschadigde en verouderde cellen vervangen. Nieuwe cellen ontstaan door celdeling, bij celdeling ontstaan uit één cel twee nieuwe cellen, uit deze twee cellen ontstaan er vier, dan acht, enzovoort. Zo worden er genoeg cellen gemaakt om te groeien en om te genezen. Het kan gebeuren dat een cel niet kan stoppen en meestal worden dan de kapotte cellen opgeruimd door de witte bloedcellen, maar dat gebeurt niet altijd. Dit kan gebeuren door toeval over door allerlei schadelijke invloeden zoals roken of overmatig zonlicht. De cel blijft maar delen en dan ontstaat er een ophoping van cellen, een gezwel of een tumor en als dat gebeurt dan heb je kanker. De verspreiding van kanker naar andere organen gaat als volgt:

  1. Een normale cel verandert in een kankercel, door bijvoorbeeld giftige stoffen, UV-straling van de zon of doordat de cel oud is.
  2. De cel blijft maar delen en vormt een gezwel of tumor. Door een groeiend gezwel kan de werking van een orgaan erg vestoord worden en het orgaan zelfs kapot maken.
  3. Als het gezwel door de wand van een bloedvat of lymfevat groet, kunnen tumorcellen afbreken. De losse tumorcellen stromen mee met bloed of de lymfe en kunnen nu in het lichaam ook op andere plaatsen nieuwe gezwellen laten ontstaan. Zo’n nieuw gezwel heeft uitzaaiing.
 
 
 
 

Behandeling:

Artsen hebben verschillende mogelijkheden om de ziekte te behandelen.

  • Doormiddel van een operatie, dan wordt de tumor weggehaald
  • Bestraling is ook een mogelijkheid. Kankercellen worden dan vernietigd door hele sterke röntgenstraling of door radioactieve straling. Maar hierdoor worden ook gezonde cellen beschadigd. Daarom krijgt een patiënt niet alle straling in een keer, maar verdeeld over een aantal behandelingen.
  • Dan heb je ook nog chemotherapie, bij zo’n therapie krijgt een patiënt medicijnen die de celdeling van kankercellen stoppen. De gezonde cellen stoppen dan eigenlijk ook met delen, daarom worden de medicijnen verdeeld over een paar behandelingen. Door operaties, bestraling en medicijnen geneest tegenwoordig meer dan de helft van de kankerpatiënten.
 

Malaria is een tropische infectie ziekten, die je via muggen krijgt. Als een besmettelijke vrouwtjes mug je steekt, spuit ze malariaparasieten in je bloed. De Parasieten nestelen zich in de lever om zich te verdubbelen. Na 5 tot 16 dagen komen ze vrij uit de lever en dringen ze de rode bloedcellen binnen, waar ze gaan verdubbelen. Na een tijdje barsten de rode bloedcellen open en jonge parasieten dringen weer nieuwe bloedcellen naar binnen. Dit proces blijft zich herhalen en zorgt ervoor dat de patiënt hoge koorts of bloedarmoede krijgt. Als een malariapatiënt door een mug gestoken wordt, komen de parasieten via het opgezogen bloed in de mug. Ook daar verdubbelen ze zich, zodat de parasieten in haar speeksel komen en zo kan de mug weer een ander mens besmetten met malaria.

Leefstijl

Je leefstijl zijn al je gewoontes van eten, drinken, roken, slapen, school, werk, bewegen en ontspannen. Je lijfstijl kies je uiteindelijk zelf en alleen jij kunt ervoor zorgen dat je leefstijl gezond is. Bij een gezonde leefstijl doe je niet aan ongezonde gewoontes die je lichaam beschadigen. Natuurlijk kan je wel eens een ongezonde gewoonte hebben, maar je moet niet te vaak aan ongezonde gewoontes doen. Als je een gezonde leefstijl hebt, dan ga je gezond eten, voldoende slapen en voldoende bewegen. Het ligt dus aan jezelf of jij een gezonde of een ongezonde leefstijl wilt hebben.

Je hebt veel ongezonde gewoontes, maar de meest bekende zijn toch wel roken, vette voeding en teveel alcohol. De gevolgen van deze ongezonde gewoontjes merk je pas na een tijdje vooral in je bloedvaten en in je longen.

Als je te veel vette voeding gaat eten, ontstaan er aan de binnenkant van je bloedvaten ophopingen van vetachtige stoffen, cholesterol. Door cholesterol worden je bloedvaten nauwer en daardoor kan je bloed minder goed stromen. Door de vernauwing moet je hart harder pompen om je bloed toch door een vernauwd bloedvat te laten stromen, hierdoor krijg je een te hoge bloeddruk en je hart slijt sneller dan normaal door het harde pompen. Als een bloedvat heel erg vernauwd is, kan een arts een andere ‘route’ maken om de vernauwing te verhelpen. Vanwege de ophoping van cholesterol, krijg je in de slagaders van je hart ernstige problemen. Als er in de kransslagader in je hart een vernauwing verschijnt, dan krijgt een deel van je hart te weinig zuurstof en glucose en dat deel van het hart sterft af. Als een patiënt een hartinfarct krijgt, heeft diegene pijn op de borst, duizelig en snel moe en een hartinfarct kan dodelijk zijn.

Een oplossing om de vernauwing te verhelpen is dotteren. Als je een dotterbehandeling krijgt, wordt er een dun buisje met piepkleine ballonnetjes in de kransslagaders geschoven. Daarna worden de ballonnetjes in de vernauwing opgeblazen om de cholesterol tegen de wand plat te drukken. Een andere oplossing is een bypassoperatie, een arts gebruikt dan een stuk bloedvat om het bloed om de vernauwing heen te leiden.

dotterbehandeling

Roken is ook een ernstige gewoonte, want het is erg slecht voor je longen. Het teer beschadigt de trilhaarcellen van je luchtwegen, hierdoor wordt het slijm met vuil en schadelijke stoffen niet meer goed afgevoerd. De schadelijke stoffen blijven in je longen hangen en maken je gevoeliger voor infecties. Na een tijdje kan teer de longblaasjes laten knappen, waardoor je longen minder goed zuurstof opnemen. Roken is ook nog eens levensgevaarlijk, want het verhoogt de kans op ziektes aan de longen, mondholte, strottenhoofd en slokdarm. In sigaretten zit ook nicotine, dat laat de wand van de bloedvaten samentrekken. Het gevolg hiervan is dat de huid minder goed doorgebloed wordt. Het is ook opmerkelijk dat rokers koudere handen hebben dan niet-rokers.

Teveel alcohol drinken kunnen je organen kapotmaken, alcohol misbruik tast je hersenen aan en daardoor werkt je geheugen minder goed. En ook alcohol leidt tot een verhoogde bloeddruk en je hebt een grote kans op slokdarmkanker. Je levercellen moeten veel alcohol afbreken, daardoor slijten ze sneller en sterven ze af. Alcohol beschadigt ook je maagslijmvlies en hierdoor ben je gevoeliger voor ontstekingen. Comazuipen is ook een erg gevolg van alcoholmisbruik, je dat er blijvend schade ontstaat als je zoveel drinkt. Drinkt dan in een korte tijd net zo lang door totdat je in coma raakt. Dat doe je niet even zonder dat je daar last van krijgt, de kans is groot. De risico’s ervan zijn:

  • Blijvende schade mogelijk.
  • Vaak extreem drinken kan zeker bij jongeren hersenschade veroorzaken, met aantasting van het denkvermogen en geheugen. Voordat je 23 bent, zijn je hersenen nog niet aangerijpt. Als je dan te vaak gaat drinken, worden je hersenen aangetast en wordt je dommer.
  • Regelmatig extreem drinken op jonge leeftijd kan ervoor zorgen dat je een alcoholist wordt.

Maar dan heb je ook nog drugs en dat behoort zeker ook tot de slechte gewoontes. Stoffen die je hersenen beïnvloeden worden drugs genoemd. Stimulerende middelen zorgen er voor je dat wat opgewekter en alerter bent, drugs zoals speed, XTC, speed en cocaïne zorgen ervoor dat je zenuwstelsel sneller gaat werken. Je voelt je meteen een stuk actiever. Maar je hebt ook verdovende middelen, die laten je hersenen juist trager werken, drugs zoals slaapmiddelen en wiet. Je voelt je gelukkig omdat je je dan nergens druk om maakt, je bent dan even uit de realiteit volgens je hersenen. Ook heb je een ander soort verdovende middelen die er voor zorgen dat je hersenen anders gaan werken, een andere naam voor dit soort middelen zijn bewustzijnsveranderde middelen zoals lsd. Lsd laat je humeur opeens veranderen, de wereld ziet er dan opeens een stuk anders uit en je realiseert niet echt wat de werkelijkheid.

Afhankelijkheid Wanneer je een drug steeds vaker en vaker gebruikt, wordt je vaak afhankelijk van dat middel en dan ben je verslaafd. En soms ben je zo gewend aan het effect van een drug op je humeur, dat je denkt dat je niet zonder de drug kan en dan ben je geestelijk afhankelijk ook wel geestelijk verslaafd. Als je lichamelijk afhankelijk bent, kan je lichaam niet goed werken zonder die drug, die je gebruikt. Denk maar niet dat je meteen makkelijk kan stoppen met een drug als je lichamelijk afhankelijk bent, je krijgt dan last van ontwenningsverschijnselen. Zonder de drug wordt je ziek, je bent te zweten, te trillen en je kunt zelfs koorts krijgen. Dat komt doordat je lichaam weer helemaal zonder de drug moet wennen. Het ontwennen van een drug noem je afkicken en ook daarbij horen afkickverschijnselen. Drugs worden ingedeeld in softdrugs en in harddrugs, bij die indeling let je er op hoe afhankelijk je bent en hoeveel risico een drug voor je gezondheid neemt.

Softdrugs zorgen bij matig gebruik bijna nooit voor geestelijke en lichamelijke afhankelijkheid en hebben weinig effect op je gezondheid. Maar je vergeet wel sneller dingen die niet zo lang gelden gebeurd zijn. Marihuana en wiet zijn ook softdrugs.

Harddrugs zorgen ervoor dat je sneller geestelijk en/of lichamelijk afhankelijk wordt. Ze zijn meestal slecht voor je gezondheid, vooral doordat mensen die vaak drugs gebruiken niet goed voor zichzelf zorgen. Je raakt er gewoon sneller aan verslaafd en de behoefte aan de drug is groter dan je levensbehoeften zoals honger, dorst of slapen. Heroïne, cocaïne en cafeïne zijn ook harddrugs.

Klik op het plaatje voor een vergroot overzicht



Doping

De meeste sporters, vooral topsporters doen echt alles om te winnen. Soms spelen ze zelfs valt door doping te gebruiken. Doping is een verzamelnaam voor alle middelen die je kunt gebruiken om je sportpresentaties te verbeteren. Stimulerende middelen zoals amfetamine, zorgt ervoor dat je minder snel moe wordt en door pijnstillers kun je beter pijn lijden, zonder dat je er erg last van hebt. Een aantal voorbeelden van pijnstillers zijn de bekende morfine en methadon. Dan heb je ook nog eens plaspillen, die moet je inslikken en daardoor verlies je sneller gewicht, doordat je meer water uit plast. In bijvoorbeeld judo of boksen, kan je je kans om te winnen daarmee verhogen. Vooral anabole steroïden worden vooral gebruikt bij vecht sporten, omdat deze vorm van doping ervoor zorgt dat je sterke spieren krijgt en je wordt dus sterker. Anabole steroïden moet in je lichaam gespoten worden, maar het gebruik hiervan is niet zonder gevaarlijke gevolgen. Anabole steroïden gebruikers hebben kans op onvruchtbaarheid, psychische afwijkingen, suikerziekte, hoge bloeddruk en stoornissen in de leverfunctie. Epo (erytropoëtine) verhoogt het aantal rode bloedcellen. Sporters die Epo gebruiken, hebben dus meer zuurstof in hun bloed en daardoor kunnen ze beter presenteren. Maar ook het gebruik van Epo is niet zonder gevaren, doordat er een grote hoeveelheid bloedcellen in het bloed zitten, wordt het bloed stroperig. Hierdoor moet het hart harder pompen en daardoor krijg je een hoge bloeddruk. Bloedklontjes kunnen ontstaan, zodat de kans op longembolie, een hart of herseninfarct en trombose stijgt.

Donor

In Nederland is er echt een tekort aan donororganen, vooral aan nieren, longen en harten. Daarom wordt er in Nederland veel aandacht besteed aan het worden van een donor, er worden veel reclames gemaakt en ook op scholen wordt het vaak besproken. Maar natuurlijk kun jezelf kiezen of je een donor wilt worden of niet. Donororganen worden vaak gebruikt om patiënten met een blijvende ziekte (chronische) te helpen. De patiënten hebben dan een donor nodig, omdat hun orgaan slecht of helemaal werkt. Als je echt een slecht werkende orgaan hebt, moet het soms worden overgenomen door een machine. Een voorbeeld hiervan is een dialyseapparaat (kunstnier of kunsthart), de werking van het orgaan wordt door de machine overgenomen. Uiteindelijk komen de patiënten in aanmerking voor een donornier of een donorhart. Artsen vervangen dan een ongezond orgaan door een gezond orgaan (dit wordt transplantatie genoemd), omdat er op een ander orgaan weer andere antigenen zitten dan op het eigen orgaan, herkent de afweer het orgaan niet en zal het proberen om het orgaan te vernietigen, met behulp van antistoffen. Dit wordt ook wel orgaan afstoting genoemd. Maar gelukkig wordt dit probleem snel opgelost, doordat de patiënt medicijnen (afstotingsremmers) moet slikken. De kans op afstoting wordt kleiner als de antigenen op het orgaan zoveel mogelijk lijken op de eiwitten van het eigen lichaam. Daarom duurt het altijd zo lang, voordat je een donor gevonden hebt, want het is ook belangrijk dat het orgaan goed afgestemd is op een ander zijn lichaam. Donororganen kunnen meestal minder dan tien jaar meegaan, daardoor komen patiënten vaak meerde keren op een wachtlijst voor transplantatie.

Er zijn niet alleen maar orgaandonoren, want je hebt ook nog bloeddonoren. Als je door een ongeluk of een operatie veel bloed verliest, heb je snel nieuw bloed nodig. Het overbrengen van dat bloed van een bloeddonor, wordt een bloedtransfusie genoemd. Een bloeddonor is eigenlijk hetzelfde net als een orgaandonor, maar dit keer is het met bloed. Per keer geeft een donor een halve liter bloed, dat wordt in zakken met antistollingsmiddelen bewaard. Voordat het bloed wordt afgenomen, wordt het eerst goed gecontroleerd op antistoffen tegen erge ziektes zoals aids. Dat gebeurt om besmetting met andere ziekten uit te sluiten. Na de controle wordt het bloed bewerkt en gescheiden in drie bestandsdelen: bloedplasma, rode bloedcellen en bloedplaatjes. Dit wordt van elkaar afgescheiden, omdat de meeste patiënten maar één bestandsdeel nodig hebben.

Een patiënt kan niet zo maar bloed krijgen van elke donor, dat komt doordat het afweersysteem vreemde bloedcellen probeert op te ruimen met antistoffen. Zo heeft ieder mens een bepaalde bloedgroep, die bloedgroep wordt dan ook van een donor bepaald. Er zijn vier bloedgroepen, op de rode bloedcellen kunnen twee antigenen (eiwitten) zitten, antigeen A of antigeen B.

  • Bloedgroep A: op de cellen zit antigeen A
  • Bloedgroep B: op de cellen zit antigeen B
  • Bloedgroep AB: op de cellen zitten antigeen A en B
  • Bloedgroep O: op de cellen zitten geen antigenen

Je witten bloedcellen produceren antistoffen tegen de antigenen van vreemde rode bloedcellen, die jezelf dus niet hebt.

  • Mensen met bloedgroep A hebben anti-B in hun bloedplasma
  • Mensen met bloedgroep B, hebben anti-A in hun bloedgroep
  • Mensen met bloedgroep AB, hebben geen antistoffen in hun bloedplasma
  • Mensen met bloedgroep O, hebben beiden antistoffen in hun bloedplasma

De patiënt mag geen antistoffen in zijn bloedplasma hebben, tegen het antigeen op de bloedcellen van de donor. Als je geen antigeen-A hebt en bloed hebt van een donor met bloedgroep A, komt antistof A in actie. Hierdoor ontstaat er bloedklontering. Door de antistoffen in het bloedplasma, plakken de rode bloedcellen die je gekregen hebt aan elkaar. Dat is heel erg gevaarlijk, want hierdoor kunnen je bloedvaatjes ontstoppen en dat kan de bloedsomloop verstoren.

Filmpjes:


Plaats een reactie